Naar de navigatie

'Het helpt als je je straf in eigen land mag uitvoeren'

Marina Beun, is Officier van Justitie bij het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC). Ze leidt de overdracht van taakstraffen en toezichten binnen Europa in goede banen. Marina heeft al heel wat zaken voorbij zien komen. Van een 17-jarige jongen die in een Spaanse cel lang moest wachten op zijn vonnis, tot een officier die had gehoord dat overdracht van taakstraffen naar Litouwen niet kan (niet waar).

Dicht bij haar werk in Haarlem zit Marina Beun op een terras. Het is een van de heetste dagen van het jaar, maar de hitte maakt haar niet uit. Ze zit rechtop en wil goed uitleggen waar het in haar werk precies over gaat.

“De meest verschillende vragen komen langs. Dan heb je een advocaat aan de lijn met een cliënt die zijn straf in Nederland wil uitvoeren. Dan de Buitenlandbalie over een gevangene die overdracht van zijn voorwaarden wil. Dan weer een officier van justitie die wil weten of Kroatië een toezicht kan overnemen. Dat kan, trouwens.”

Vragen beantwoorden neemt aardig wat van Marina’s tijd in beslag, en dat geldt ook voor afstemming met collega’s. De rest van haar tijd gaat op aan lesgeven over strafoverdracht en overdrachten beoordelen.

Voor de overdracht van taakstraffen of toezichten moet een certificaat worden ingevuld. Marina’s afdeling beoordeelt deze certificaten. Dat is soms best lastig. “Je hebt te maken met verschillende rechtssystemen, verschillende partners, gewoontes en organisaties.
Een voorbeeld: in sommige landen wordt een overdracht door een lokale rechtbank beoordeeld. Dat is anders dan in Nederland waar wij twee centrale autoriteiten hebben. Je krijgt dan wisselende beslissingen.

Verder moet je altijd goed opletten of een straf wel kan. In België is de proeftijd vaak vijf jaar. Bij ons over het algemeen maximaal drie jaar. We mogen een straf nooit verzwaren, wel naar beneden aanpassen als bij ons de regels anders zijn. Die vijf jaar mogen we dus aanpassen naar drie.”

Soms kost het veel moeite een ander land duidelijk te maken dat overdracht echt kan. “En soms lukt het zelfs dán niet” zegt Marina. “Een paar jaar terug was een Nederlandse jongen opgepakt in Spanje op verdenking van het lastigvallen van meisjes. Het duurde lang voor er een beslissing was van de rechter. Hij zat in een Spaanse cel en sprak geen Spaans. De jongen ging uiteindelijk in hongerstaking.

We deden er alles aan om hem naar Nederland te krijgen. Hier kon de reclassering toezicht houden, in afwachting van de beslissing van de rechter. Dat kan en mag, maar Spanje wilde dat niet, ook al ging het om een jonge jongen.
Uiteindelijk zetten ze hem op straat. Er was niets geregeld, de ambassadeur heeft hem thuis opgevangen. Een heleboel onnodig gedoe. Deze jongen had in Nederland onder toezicht van de reclassering de beslissing kunnen afwachten.”

Oplossingsgericht

De ober komt naar buiten. Een rood hoofd dat niet alleen hitte, maar ook stress verraadt. “Het pinapparaat doet het niet! Hopelijk kunt u contant betalen?” Mijn portemonnee blijkt leeg. Marina knikt de man bemoedigend toe en graaft in alle holletjes van haar tas. “Zo”, zegt ze. “Dat moet genoeg zijn, en anders drinken we water.” Oplossingsgericht – zoals ze ook in haar werk denkt.

“De eerste vraag is altijd: waar is iemand voor veroordeeld? Soms ben je snel klaar als je dit weet. In Duitsland staat er een straf op het niet betalen van alimentatie. Bij ons niet.  Dan houdt het op.

Meestal duurt de beoordeling langer. Bij de overdracht kan een hobbel ontstaan omdat wij het niet eens zijn met de beslissing van een ander land. Er zijn landen waar men een ander soort straf wil opleggen dan een toezicht of werkstraf. Een geldboete bijvoorbeeld. Maar dat is écht iets anders. Meestal accepteren we zo’n aanpassing niet.
Ook gebeurt het weleens dat een overdracht ten onrechte wordt geweigerd door een ander land. In dat geval is overleg nodig. Dan lukt het meestal om de mogelijkheden van deze EU-regeling goed uit te leggen.”

De meeste zaken die het IRC behandelt zijn uitgaande. Vier keer zoveel straffen worden vanuit Nederland overgedragen naar het buitenland, dan vanuit alle andere Europese landen bij elkaar, naar Nederland. “Bij ons worden zaken actief uitgekozen. In het buitenland gebeurt er pas iets als iemand er om vraagt.

Na selectie controleren wij altijd of de overdracht kan. Uitgangspunt is de binding met het andere land. Je kunt namelijk het beste re-integreren in het land waarmee je binding hebt. Daarnaast beoordelen we of een overdracht ook verstandig is. Binnen twee maanden hoort een beslissing over de overdracht genomen te worden. Sommige landen reageren laat of helemaal niet. Soms willen mensen hun straf in Nederland kunnen uitvoeren, omdat het allemaal te lang duurt en ze ervan af willen zijn.”

Misschien is Nederland wel iets té enthousiast met de overdrachten, peinst Marina. “In de loop van de jaren ben ik er kritischer op geworden en kijken we nog beter of iemand wel echt in het buitenland woont. Overdracht moet wel zin hebben.”

Levensbelang

Nog een uitdaging: de onbekendheid. In het buitenland is die groot, maar ook in eigen land komt dit voor. “Rechters weten soms niet dat een taakstraf in het buitenland uitgevoerd kan worden. Of ze worden niet goed geïnformeerd, horen dat Litouwen geen taakstraffen overneemt (niet waar trouwens), daar moet ik soms wel van zuchten. Mijn afdeling kan altijd adviseren. We helpen zelfs bij het invullen van het certificaat.

Het helpt echt als je je straf in je eigen land kunt uitvoeren. Soms kan het iemands leven bepalen. Zoals in het geval van de jongen die in een psychose in Griekenland iemand neerstak. Hij kwam na zijn straf voorwaardelijk vrij met als voorwaarde reclasseringscontact. Wij hebben het toezicht overgenomen. Stel dat dat niet had gekund: wat moet zo iemand in Griekenland?”

“Ik zou iedereen op het hart willen drukken altijd te vragen wat de mogelijkheden zijn. Alle kennis is er, bij ons of bij de Buitenlandbalie.
De Buitenlandbalie is er voor alle vragen vanuit de reclassering of de cliënt. Wij nemen alle vragen van justitie in behandeling. Wij zijn allebei heel servicegericht. De Balie helpt ook óns. Zij adviseren én brengen soms overdrachten aan. Die komen binnen via hun vrijwilligers die gevangenen bezoeken.
De samenwerking met de Buitenlandbalie is geweldig. We hebben elke dag contact. Samen hebben we ook bijeenkomsten georganiseerd. Bijvoorbeeld met Spanje en Italië en met België en Duitsland. In de grensstreek weten ze nu veel beter dat strafoverdrachten kunnen en voordelen hebben. Sinds we deze bijeenkomsten hebben gehouden gaat alles soepeler.”